Tijdens zijn studie psychologie besluit David Steenmeijer al snel om zelf de praktijk in te gaan, met de poten in de modder. In een inrichting voor (jong)volwassenen die te kampen hebben met stoornissen zoals borderline, bipolariteit en schizofrenie leert hij Mich kennen, een ervaren hulpverlener die zijn cliënten onconventioneel maar met opvallend veel succes benadert. Omdat zulke mensen goud waard zijn, besluit David Steenmeijer de verhalen van Mich op papier te zetten. Welkom in de gesloten zorg is een openhartig boek vol ontroerende ontmoetingen, maar legt ook de vinger op de zere plek: er is nog een hoop mis. Daarom pleit David Steenmeijer voor een nieuwe aanpak in de wereld van de gesloten zorg.
Met trots kunnen wij vertellen dat David Steenmeijer zijn boek uitgeeft bij HarperCollins Holland. Voor onze vaste rubriek, waarin wij auteurs een aantal prangende vragen stellen, spraken wij David. Wij stelden hem een aantal interview vragen over de zorg. Veel leesplezier!
Waarom wilde je in de praktijk aan de slag?
Als psychologiestudent had ik dik drie jaar gegrasduind in de theorie. Ik kwam zo vaak in de universiteitsbibliotheek dat ik alle bewakers bij naam kende en de medewerkers van de kioskhoek stuk voor stuk wisten hoe ik mijn koffie dronk.
Op een gegeven moment merkte ik dat ik actie miste, ik wilde weleens echt in contact komen met al die mensen met psychische problemen over wie ik leerde. Mijn bachelor had ik gehaald, maar als ik de voor de hand liggende weg naar de mastergraad zou voortzetten, zou ik eerst opnieuw minimaal een halfjaar lang als een monnik met mijn neus in de boeken moeten zitten om vervolgens eens schoorvoetend stage te lopen.
Dat kon ik niet opbrengen. Het vooruitzicht stemde me verveeld, en zelfs in bepaalde zin moedeloos. Ik was als de dood dat ik een weerzin zou ontwikkelen ten aanzien van de psychologie, een vakgebied dat me juist zeer na aan het hart lag – en ligt.
Wat heeft de praktijkervaring jou gebracht, ook op persoonlijk vlak?
Mijn blik op de wereld is drastisch verbreed. Ik stam uit een welgesteld gezin en zat op een basisschool die bol stond van de kinderen van wie de ouders dokters of hoogleraren waren, en van wie de meeste in die voetsporen traden via het stedelijk gymnasium of een andere pretentieuze atheneumschool. Exact zoals ik, eigenlijk.
Wat ik probeer te zeggen: ik wist eigenlijk niks van de mensen die het moeilijk hebben in de samenleving. Ellende, armoede, een moeilijke jeugd – ik wist op een soort abstract niveau dat dit alles bestond, maar doorvoelde dat allerminst. Ik leerde dankzij mijn praktijkervaring de onderbuik van de samenleving kennen en werd ontdaan van een zekere rich kid-naïviteit. En daarmee prijs ik mezelf onwijs gelukkig.
Hoe hebben jij en Mich elkaar ontmoet?
Een instelling voor volwassenen met ernstige geestelijke problematiek, dat is waar onze paden elkaar kruisten. Vrijwel à la minute was het raak, we konden meteen goed met elkaar overweg.
Wat maakt de benadering van Mich onconventioneel, en voor jou opvallend?
Om te beginnen, Mich wist successen te boeken die gerust als verbluffend bestempeld mogen worden. Mij heeft hij in ieder geval al meermaals versteld laten staan. De cliënten over wie de meesten al denken dat er geen zweempje eer meer aan te behalen valt, worden veelal naar Mich doorverwezen. Pappen en nathouden, is dan de onuitgesproken boodschap. Maar Mich weet deze mensen in betrekkelijk korte tijd weer aan de praat en in het gareel te krijgen. Functionerend en op weg naar balans, om alles en iedereen het tegendeel te bewijzen. Beating the odds.
De onconventionaliteit zit met name in het onverbloemde. Mich roept altijd gekscherend dat de straat zijn enige academie is geweest, maar dat is nu juist waar zijn cliënten zoveel baat bij hebben. Het is met stip zijn grootste kracht. Zijn cliënten zijn opgegroeid met de wetten van de jungle, dat is de taal die ze spreken. En daar doet Mich niet krampachtig over. Sterker nog, hij laat het in zijn voordeel werken. Dat zie je maar weinig in deze kringen. Té weinig.
Mich gaat een soort bondgenootschap aan met de hulpbehoevenden die hij onder zijn vleugels neemt. Je staat er samen voor, it’s you and me against the world. Die sfeer. Wederzijds respect is in zijn ogen het allerbelangrijkste, en afspraken worden nageleefd. Je moet niet liegen en geen loopje met hem proberen te nemen, want dan zul je het weten ook. Betutteling houdt hij mijlenver weg. Ook daarin onderscheidt Mich zich.
De verhoudingen zijn meteen kraakhelder: ‘Ik ben er om jou naar eer en geweten te helpen, en daar verwacht ik voor terug dat jij alles in de strijd gooit om er weer bovenop te komen.’ Niet dat eeuwenoude belerende vingertje: ‘Ik ben hier de baas, en zus en zo gaan we het doen.’ Nee, samen gaan we dit aan. It takes two to tango. Dát, al helemaal in combinatie met streetwisdom, is van onschatbare waarde – en schaars in het huidige gesloten zorgstelsel. Hoewel er vast meer hulpverleners met deze potentie zijn, denk ik dat ze klein worden gehouden en geen stem hebben omdat het ze aan chique papiertjes ontbreekt. In dat opzicht is de zorg een dief van haar eigen kwaliteit. Daar zou Mich eindeloos over kunnen meepraten.
Kun je voorbeelden noemen, een positieve en een negatieve, van een gebeurtenis met een cliënt in een instelling die jou het meest is bijgebleven?
In dat milieu vliegen de negatieve verhalen je om de oren. Mensen ontsporen niet zomaar: daar gaan de nodige schokkende, hartverscheurende en zelfs horrorachtige omstandigheden aan vooraf. Je merkt het direct, in één oogopslag al, wanneer iemand zich door een hel heeft moeten slaan. En dat misschien nog steeds koortsachtig doet. Om een specifieke negatieve herinnering te noemen: een keer ontplofte een cliënt zo hevig dat hij zijn hele kamer had vernield, om vervolgens aan zichzelf te beginnen. Het komt tot in de gruwelijkste details voor in het boek. Lees het zelf maar.
Dan nog een positieve ervaring… Diezelfde cliënt die ik daarnet noemde had ook onwaarschijnlijk zachtaardige, ontwapenende kanten. Soms kookte hij voor de woongroep, bijvoorbeeld. Het was ontroerend om hem al die moeite te zien doen achter het aanrecht om het ons naar de zin te maken. Het spatte ervan af hoezeer hij zijn best deed. En door de zenuwen at hij dan uiteindelijk zelf geen hap, hij zat daar maar muisstil aan tafel toe het kijken of het ons smaakte. Dat maakte de vertedering pas echt compleet, een schat van een kerel kon hij zijn.
Welk deel van het boek was voor jou het moeilijkst om te schrijven, en welk deel het leukst?
Het laatste hoofdstuk, dat deed pijn tot op het bot. Al voelt het wel ietwat theatraal en ijdel om te zeggen. Verder ga ik niks prijsgeven: suit yourselves!
In je boek geef je aan een brug te willen slaan. Wat bedoel je daarmee? En tussen wie zou je die willen slaan?
Tussen de diverse lagen van werknemers in het gesloten zorgsysteem. Een eilandjescultuur voert in de gesloten sector de boventoon. En dat betekent dat er gapen kloven en mensen van elkaar vervreemd zijn. Dat moet anders.
Wat hoop je dat mensen meenemen uit jouw boek?
Verdiep je in je medemens en sta ervoor open om je in de ander onder te dompelen. Of het nu gaat over cliënten of hulpverleners uit de gesloten zorg, of die ene buurman die je altijd wel groet maar die je eigenlijk helemaal niet kent. Stap op elkaar af, ook en vooral op de mensen tot wie je een afstand voelt. Anders ga je saamhorigheid, harmonie en begrip niet bereiken.
En ik hoop dat buitenstaanders begrip krijgen van de gesloten zorg en beginnen te onderkennen wat die afgesloten biotopen (want dat zijn het, welteverstaan) nu feitelijk te betekenen hebben.
Welke verandering zou jij graag willen zien in de gesloten zorg?
Zoals gezegd, ik zou graag bruggen willen zien. De basis moet kloppen, want zonder gemeenschapszin kom je er niet. Per slot van rekening is de cliënt de dupe van deze tekortkoming. Dat is onacceptabel.
Ben je na deze interview vragen over de zorg benieuwd geworden naar het hele verhaal van David Steenmeijer? Welkom in de gesloten zorg verschijnt op 5 juni 2024 bij HarperCollins Holland als paperback, e-book en audiobook. Bestel het boek hier!