Bestsellerauteur Judith Visser schreef zestien boeken en is de laatste jaren vooral bekend van haar autobiografische romans Zondagskind en Zondagsleven, waarvan meer dan 90.000 exemplaren zijn verkocht. Ter gelegenheid van haar nieuwste boek Zondagskracht, het langverwachte slotdeel van de Zondag-trilogie, gaat ze in gesprek met haar redacteur Lisanne Mathijssen. Lisanne werkt bij uitgeverij HarperCollins Holland en begeleidt daar Nederlandse schrijvers bij het maken van hun romans, thrillers en feelgoodverhalen.

Lisanne: Ha Judith!
Gefeliciteerd, je hebt net je nieuwe boek bij mij ingeleverd. Onze vijfde boek samen alweer – vier romans en een kinderboek. Hoe voelt dat, als je net een boek hebt ingeleverd?
Judith: Ons vijfde boek, inderdaad! Wat gaat dat snel. Ik weet nog dat we ons samen over Zondagskind bogen (en hoeveel er geschrapt moest worden, haha).
Ik denk dat een gevoel van ‘bevrijding’ wel op zijn plaats is. In de laatste fase van het voltooien van een eerste versie werk ik vaak koortsachtig door om de deadline te halen, en bestaat er weinig anders meer dan ‘het boek’. Dus wanneer ik dan eindelijk op ‘verzenden’ klik, slaak ik een heel diepe zucht en voel ik me vrij. Letterlijk! Want er gaan meestal ongeveer twee weken overheen voordat jij het gelezen hebt, en mijn traditie is om van die twee weken echt een soort ‘vakantie’ te maken. Het is dus heel aangenaam! En tegelijkertijd is het doodeng, want hoe meer tijd er verstrijkt, hoe onzekerder ik word over wat ik nu eigenlijk heb ingeleverd. Vooral als ik de fout maak om tussendoor het manuscript nog eens in te kijken, en het dan natuurlijk allemaal HEEL SLECHT (want: eerste versie!) vind. Dus aan de ene kant is de plotselinge vrije tijd heel prettig, en aan de andere kant is de spanning totdat ik jouw reactie krijg best pittig. Schrijver zijn valt niet mee…
Mijn vraag aan jou: hoeveel tijd (op een typische werkdag) besteed je als redacteur nou daadwerkelijk aan redigeren?
Lisanne: Die twee weken die je noemt zijn wel accuraat, vooral omdat het me niet lukt om hele dagen achter elkaar te redigeren. Het is een taak waar ik opperste concentratie voor nodig heb, en dat lukt me niet acht uur lang. Bovendien zijn er ook altijd mailtjes die beantwoord moeten worden, collega’s of auteurs die iets vragen en productietaakjes die afgemaakt moeten worden. Als ik echt ‘in’ een manuscript zit, redigeer ik zo’n zes uur per dag, totdat het boek uit is. En dan krijg jij het dus vol rode strepen retour. Is dat lastig, zo’n manuscript vol aantekeningen terugkrijgen?
Judith: Haha, ik denk dat ik een van de weinige auteurs ben die dol is op de redactiefase! Ik vind het namelijk ontzettend leerzaam. Jij bent bijvoorbeeld heel erg goed in zinnen korter en bondiger maken, en dan denk ik: o ja, zo kan het ook! De opmerkingen in de kantlijn vind ik ook altijd heel fijn. Dat er bijvoorbeeld staat ‘mooi stukje!’ , maar dat je ook kan zeggen: ik denk dat je beter kan dan dit…
Dat daagt mij uit om inderdaad beter te worden.
Mensen zeggen weleens: ja maar, als zo’n redacteur er doorheen gaat, dan is het toch daarna helemaal niet meer ‘jouw’ boek? Maar dat is het juist wel. Het is nog steeds mijn boek, alleen dan scherper en strakker. Voor mij is het lastigste proces nog altijd het maken van de eerste versie. Dat is echt een worsteling. Daarna, in de redactiefase, wordt het een soort samenwerking en sta ik er niet meer alleen voor. Dat is heel fijn!
Is het voor jou lastig om te schakelen tussen de verschillende genres waarin je redigeert?
Lisanne: Ik vind het niet lastig schakelen tussen genres, al let ik per genre natuurlijk wel op andere dingen. Een thriller moet vooral spannend zijn, in non-fictie moet alles wat er staat feitelijk kloppen. Bij een literaire roman, zoals bij jou, let ik vooral op of de tekst die jij hebt opgeschreven doet wat jij ermee bedoelt. Moet ik inderdaad huilen als je verdriet oproept? Moet ik lachen als er een grapje wordt gemaakt? Ik zoek naar wat jij met de tekst wil zeggen, en díé kern haal ik eruit. En die kern kan vaak een stuk korter/scherper/steviger dan het er nu staat. Sommige redacteuren zijn gespecialiseerd in één genre, maar ik vind juist die afwisseling erg leuk. Dat houdt mij ook scherp!
Wat vind jij van de samenwerking tussen auteur en redacteur? Hoe zou je die van ons omschrijven?
Judith: Jij bent wel de ultieme schrapper inderdaad!
Hoe ik onze samenwerking zou omschrijven is dat er vooral veel onderling vertrouwen is. Als ik een idee voor een nieuwe roman bij jou neerleg, geef jij me eigenlijk altijd groen licht en zeg je zoiets als: ‘Ga ervoor! Ik weet zeker dat het weer heel mooi gaat worden.’
Dat vind ik heel prettig. Dat jij erop vertrouwt dat ik, gemiddeld twee jaar later, inderdaad een mooi manuscript bij je inlever, zonder dat ik tussendoor telkens even moet ‘inchecken’ tijdens het schrijfproces. Die manier van werken vind ik zelf het fijnste. En andersom is er vanuit mij ook veel vertrouwen naar jou toe: ik weet dat jij door het bagger-gehalte van mijn eerste versie heen kan lezen, dat jij weet dat ik een herschrijver ben en dat mijn tweede versie altijd al een heel stuk beter is dan mijn eerste. (Ook al ben je altijd heel aardig door te zeggen dat je mijn eerste versie ook goed vindt!)
Ik ga eigenlijk ook altijd vrij makkelijk akkoord met jouw suggesties, omdat ik erop vertrouw dat het boek daar inderdaad beter van wordt. We hebben in al die jaren nog nooit echt ‘strijd’ gehad over inhoudelijke kwesties, zelfs niet toen er bij Zondagskind Echt Heel Veel geschrapt moest worden…
Los van het vertrouwen in elkaar is er ook gewoon een leuk en ontspannen contact. Het hoeft niet altijd over het werk te gaan. Ik kan jou ook gewoon een grappig berichtje sturen, of jij mij. Heel fijn!
De vraag die direct bij me opkwam toen ik zag hoe je in mijn vorige antwoord had zitten strepen, is: doe je dit bij jezelf ook? Dat wil zeggen: als jij bijvoorbeeld een mail opstelt (naar wie dan ook), lees je hem dan voor het verzenden na en schrap je dan veel? Of ben je er in je eigen teksten minder scherp op? Dus: in hoeverre staat de ‘schrap-knop’ altijd aan in je hoofd? Bij mij is die niet echt goed ontwikkeld, heb ik het idee.
Lisanne: Zeker weten! Ik wik en weeg mijn eigen teksten ook. Ik kan een mail wel tien keer lezen voordat ik hem verstuur. En nadat ik hem verstuur trouwens ook, en dan ontdek ik toch altijd weer iets wat ik anders had willen doen. Ik mail of app ook veel liever dan dat ik bel. In tekst kan ik mijn woorden veel beter kiezen, en kan ik iets herformuleren als ik het toch niet goed vind overkomen. Dat hebben we gelukkig gemeen!
Onze samenwerking is exemplarisch voor de relatie tussen auteur en redacteur, denk ik. Dat vertrouwen, dat moet goed zitten. Ik wéét dat jij elk boek weer een stapje hoger wil komen. Maar je moet elkaar ook gewoon aardig vinden, anders kan ik geen rode strepen in je document zetten… En als je elkaar dan tussendoor ook gezellige berichtjes kunt sturen die niks met het boek te maken hebben, dan heb je echt de jackpot. Laten we maar gewoon afspreken wat we altijd doen: wij gaan nog heeeeeeel veel woorden schrijven samen. En dan schrap ik daarna de helft!